‘Op de fiets voor het stoplicht ben ik nog als eerste weg’

Ed Spanjaard Hij was chef van het Orkest van het Oosten en het Nieuw Ensemble. Beide houden op te bestaan. Dirigent Ed Spanjaard (70) weigert moedeloosheid. Zijn reactie: lenig optimisme. „Volgende week pak ik mijn lessen flamencodans weer op.”

Vraag dirigent Ed Spanjaard waarop hij zich verheugt, en er volgt een lange, bevlogen opsomming. Een concertreis naar Venetië met het Atlas Ensemble en zijn musici uit China, Japan, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en Europa. „De gemeenschappelijke gretigheid om voorbij taalbarrières samen muziek te maken ontroert me vaak diep”, zegt hij. „Muziek is grenzeloos.”

Maar hij kijkt ook uit naar een laat debuut voor de Münchner Symfoniker. Naar optredens als pianist. Naar het uitspreken van de lofrede op componist John Adams wanneer die eind november de Erasmus Prijs krijgt. En naar Smetana’s opera Die verkaufte Braut in een „hippe Nederlandse vertaling”, komend voorjaar bij de Nederlandse Reisopera.

„Er is zoveel”, zegt hij, en hopt dan in één moeite door zingend de trap van zijn Amsterdamse bovenhuis op om in zijn werkkamer de partituren te zoeken waarmee hij zijn enthousiasme kan onderbouwen. „Kijk, zie je dit motiefje? Edward Elgar vangt de dikke Falstaff in een treffende muzikale karakterschets; geestig, scherp getekend. Wonderlijk hoe duf dit beginthema in de meeste uitvoeringen desondanks klinkt. Dat ga ik in München volgende week anders aanpakken.”

Een jaar geleden was zijn reactie minder opgetogen geweest. Het afscheid van zijn twee vaste ensembles, het Orkest van het Oosten (gefuseerd met het Gelders Orkest) en het Nieuw Ensemble (wordt in december opgeheven) vervulden hem met „onbegrip, treurigheid en woede”.

„Na mijn eindexamen kreeg ik van mijn ouders een super-8-camera, die had ook een reverse-stand. Is dát dan mijn lot, dacht ik, achteruitgang? Maar toen mijn emoties in milder vaarwater waren geraakt, wist ik: nee, dat is het niet. Toen ik pas in het conservatorium van Amsterdam de lift nam, voelde ik me Abeltje uit het boek van Annie M.G. Schmidt. Dat was een lucide moment. Ik wist: ik ga niet achteruit, ik heb mijn fantasie. Daarmee kan ik altijd alle kanten op.”

Is dat niet een schrale troost voor een dirigent met uw cv?

„Mijn agenda is vol. Niet propvol, dat zeg ik eerlijk. Ik ben op zoek naar een nieuwe agent die me in het buitenland gaat vertegenwoordigen. Maar ik voel me niet achtergesteld of mistroostig.”

Ik hoor bij toporkesten menig dirigent die geldt als ‘hot’, maar uw kwaliteit niet evenaart. Waarom was u al zo lang niet meer bij het Concertgebouworkest, De Nationale Opera, het Rotterdams Philharmonisch?

„Dat is een vraag waarop ik zelf het antwoord niet weet. Ik geef toe dat ik bij allemaal graag weer zou komen. Het Concertgebouw voelt voor mij als thuis, het Rotterdams is geweldig en bij DNO heb ik in het verleden veel en graag gedirigeerd – ik zou het dolgraag nog eens doen. Alleen ik heb dat niet zelf in de hand. Maar vraag je me of ik mezelf goed genoeg vind voor zulke topgezelschappen, hier en elders, dan zeg ik volmondig ja. Daar houdt mijn bescheidenheid op.”

U heeft geen verklaring?

„Wat meespeelt is dat orkesten veel belang hechten aan jeugd, aan uiterlijke factoren. Wat je zegt: of iemand ‘hot’ is. Dat frustreert me soms wel. Ik overweeg dus om me een blonde krullenpruik te laten aanmeten en dan neem ik ook piercings. Ha, dan zul je eens wat beleven!”

En achter het charmante pantser van de galgenhumor vindt u…

„… dat ouder zijn vrijwel alleen maar voordelen heeft voor een dirigent. Ik ben 70, maar ik ben nog behoorlijk snel. Bij pilates kraak ik niet harder dan de anderen. Op de fiets voor het stoplicht ben ik als eerste weg. En dan bezie ik al die jongere mensen met hun koptelefoons en denk: geen aanleg voor dirigeren! Een dirigent moet snel reageren, voortdurend alert zijn. En daarbij dan ook zijn overzicht en kalmte bewaren.

„Wanneer je jong bent, kan het lastig zijn om ontspannen voor een orkest te staan. Zullen ze lastige vragen stellen? Dat soort gedachten kan verkrampend werken. Op mijn leeftijd bewaar je gemakkelijker je natuurlijke speelsheid. En dat is belangrijk, want musiceren ís spelen. Er moet beweeglijkheid zijn, lenigheid. Dat geldt voor de omgang met muziek, maar ook daarbuiten. Sommige mensen worden met de jaren een karikatuur van zichzelf. Dat wil ik niet.”

Hoe ziet een karikatuur van u eruit?

„Daar heb ik geen vastomlijnd beeld van. Laten we zeggen dat alle kunstenaars tot op zekere hoogte ik-gericht zijn. Maar je hebt ook échte narcisten, die hun persoonlijkheid als een supermarktshopper om zich heen rondzwiepen, aldoende een spoor van conditioner en smoothie over de mensen om zich heen uitwaaierend. Het is een bizarre metafoor, maar zo iemand wil ik dus in elk geval níét zijn.”

Dat gedrag is misschien nodig in uw vak. Kijk, hier ben ik, boek mij!

„Ik vrees dat je gelijk hebt. Maar zo bén ik niet. Andere aspecten van het leven hebben me voldoende te bieden. Vriendschap, boeken, de drie prachtige schilderijen die ik net heb gekocht en waar ik diep gelukkig van word. En ik verheug me ook zeer om volgende week mijn lessen flamencodans weer op te pakken.”

Vroeger associeerde men het dirigentenvak met autocraten. Hoe rijm ik uw relativerende en aimabele levenshouding met uw taak: honderd hoogopgeleide en ervaren musici opleggen hoe ze moeten spelen?

„Als dirigent ben ik gedecideerd. Niet dat ik regeer met harde hand, maar mijn muzikale opvattingen zijn me kraakhelder en ik krijg vleugels van het verlangen datgene wat ik me tijdens mijn partituurstudie inwendig heb voorgesteld, tot klinken te mogen horen komen. Daarbij ben ik ook niet op mijn mondje gevallen, maar dirigeren is meer. Dirigenten die zich tijdens repetities verliezen in leuterverhalen, schieten vaak tekort in de kracht van hun gebaren. Een goede dirigent communiceert met armen, handen, lichaam, ogen. Daarmee kom je dan veel verder dan met woorden, als je goed bent.”

En Frans Brüggen dan, Harnoncourt? Veel barokdirigenten zijn sterker in woorden dan gebaren. Met geweldige resultaten.

„Ja, maar bij hen waren het exposés vanuit een enorme historische kennis, vol geestige en eigenzinnige beeldspraken. Ik heb honderden repetities van grote dirigenten bijgewoond en steeds alles wat ze zeiden opgeschreven.”

Met Mozarts 39ste Symfonie in de hand: „Hier, kijk, alleen al in deze partituur: citaten van Colin Davis, Jean Fournet, Jaap van Zweden, Herbert Blomstedt, Daniele Gatti….

„Een musicologiestudent staat me nu af en toe bij door mijn honderden partituren te inventariseren en te indexeren. Vaak is het prettig daarnaar te kijken, ter inspiratie. Maar tot op zekere hoogte. Wanneer ik volgende week Beethovens Vierde pianoconcert dirigeer, werk ik uit een schone, nieuwe Urtext. Dan zit alles in mijn hoofd.”

Heeft u bij het dirigeren ooit schroom gevoeld?

„Nee, ik had het geluk dat bij ons thuis veel werd gemusiceerd en de dirigent van het schoolorkest mijn fascinatie voor dirigeren aanvoelde. Hij gaf me de kans het te proberen en behalve een onwennige schouderkramp voelde alles eraan meteen natuurlijk en goed. Dat was overigens ook zijn reactie.”

Over thuis: uw moeder overleefde Auschwitz. Hoe beïnvloedde die voorgeschiedenis u en uw vroegere gezin?

„Dat is een enorm topic… Mijn moeder had het geluk dat ze mijn vader kort na de oorlog leerde kennen. Hij was toen net als psychiater begonnen en had snel in de gaten dat je zo’n trauma moet bespreken om het te verwerken. Dus is mijn moeder in behandeling gegaan, en ook thuis heeft ze altijd veel over haar herinneringen gesproken, later ook veel op scholen. Het was een verschrikkelijk verleden, maar ze was er open over.

„Overigens was niet alleen Auschwitz gruwelijk, het terugkomen in Nederland was dat ook. Dat mensen zeiden: ‘Oh, wat erg, maar wij hebben hier ook te weinig aardappelen gehad’.”

Durf je het dan als kind nog wel over je eigen angsten en verdriet te hebben?

„Misschien is dat lastig. Val maar niet te veel op. Ja. Maar als ik voor een orkest sta, ben ik er, dan sta ik daar, dan mag ik er zijn om de muziek tot haar beste recht te doen komen.”

Maar dat is als dirigent. In dienst van de muziek.

„Dat is zo. Ik denk wel dat wat je zegt een grote rol speelt in wie ik ben, en hoe ik ben. Maar het is lastig. Ik kan goed over mezelf nadenken maar er is een gebied waar ik niet bij kom.”

Wordt u een soort Bernard Haitink of Herbert Blomstedt – doordirigerend tot ver in de negentig?

„Zolang ik lenig blijf van lijf en geest, ga ik door. Als ik verstram, dan minder ik. Maar dat is gelukkig niet aan de orde.”