
En dat was het dan. Na 39 jaar zette het terecht veelgeprezen Nieuw Ensemble en zijn briljante vaste dirigent Ed Spanjaard voorgoed een punt achter zijn bestaan. Alsnog bezweken aan het bezuinigingsgif dat door het kunstvijandige kabinet-Rutte I was ingebracht. Of, zoals oprichter en artistiek leider Joël Bons het formuleert: de benzine is op en er is geen tankstation om die weer te vullen.
Droefstemmend is het wel, omdat het verscheiden van deze hoogwaardige groep musici betekent dat de componisten van nu weer een belangrijke pleitbezorger verliezen. En de eigentijdse gecomponeerde muziek heeft het toch al zo moeilijk.
Het allerlaatste concert van het Nieuw Ensemble, of La Grande Finale, om het wat feestelijker uit te drukken, was er een in stijl. Het publiek werd niet onderschat, niet gepamperd, niet op kleutertoon toegesproken, maar geprikkeld en uitgedaagd met stukken, meestal ingeleid door een filmpje, waaraan je niet snel bent uitgeluisterd.
Franco Donatoni’s Refrain II (1991): een oefening in duizelingwekkend contrapunt en ritmisch horlogemakerswerk. Elliott Carters Con Leggerezza Pensosa (1990): prachtige totaal-chromatische poëzie voor viool, cello en klarinet, in een opgevoerde Anton Webernstijl vol even grillige als sierlijke melodielijnen. Of Éclat van Boulez, het hoogtepunt van de avond en van vele decennia. Betoverende muziek, waaruit een bovenmenselijk gevoel voor klankkleur en ruimtelijkheid spreekt. Een van de allermooiste stukken die in de 20ste eeuw zijn geschreven. En er is geen ensemble ter wereld dat dit stuk grootser en evocatiever uitvoert dan dit Nieuw Ensemble met deze dirigent. En dat is dus nu voorbij.
Fraai waren ook La belle chocolatière van Mayke Nas, vol heerlijk dwarse en geestige harmonieën en Fan II van de veel te jong gestorven Chinees Mo Wuping. De symboliek hiervan was niet te missen.